Hans Op de Beeck op twee locaties

Hans Op de Beeck - onze levensloop in zeven thema’s

Op twee locaties in Amersfoort exposeert multidisciplinair kunstenaar Hans Op de Beeck een aantal van zijn ruimtelijke werken. In kunsthal KAdE toont hij zijn monochroom grijze installatieachtige sculpturen in samenhang met kunst uit vier rijkscollecties; in de Elleboogkerk toont hij een monochroom witte, meditatieve ‘belevings-installatie’ die uitnodigt tot reflectie.

Genoemde collecties zijn die van het Nederlands Openluchtmuseum, Paleis Het Loo, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die sinds 2021 zijn ondergebracht in het CollectieCentrum Nederland (CC NL) te Amersfoort. Werken uit deze collecties zijn in overleg met Op de Beeck geselecteerd als ‘context’ voor zeven van zijn sculpturen, sculptuurensceneringen en/of sculptuurgroepen die passen binnen zeven door hem voorgestelde thema’s: Reizigers, Kinderlijke Onschuld, Wunderkammer, Zee, Menselijke Figuur, Feest en Vanitas. Aan het begin van ieder kabinet / iedere zaal introduceert Op de Beeck die thema’s met een korte tekst. Valt er een rode draad te ontdekken die de zeven thema’s verbindt? 

Dusty Grey

Allereerst iets meer over Hans Op de Beeck (Turnhout,1969). Behalve ruimtelijk werk maakt Op de Beeck ook video’s, foto’s, schilderijen en tekeningen. De afgelopen decennia heeft hij bekendheid verworven met realistische sculpturen en ensceneringen die alle in hetzelfde grijs zijn getoonzet: ‘dusty grey’. Zo abstraheert hij op effectieve manier alle door hem gekozen figuren en objecten die daardoor allemaal worden gelijkgesteld. In allerlei poses vastgezette/bevroren mensfiguren naast uit allerlei objecten bestaande stillevens, alles is ‘gelijk’. Hij reduceert de anekdotiek van de gekleurde realiteit naar verstild homogeen geheel. Op de Beeck streeft er niet naar de realiteit te simuleren, hij wil een sfeer oproepen die behalve betoverend ook enigszins verontrustend is. Hoewel de alledaagse situaties voor de kijkers herkenbaar zijn, zorgen ze toch voor een zekere vervreemding.

Thema’s

Ik open mijn bespreking van elk thema met één of twee foto’s van huisfotograaf Mike Bink, gevolgd door een citaat: de thematekst van Op de Beeck zelf. Binks foto’s geven een indruk van hoe Op de Beecks werk is omgeven door de werken uit de vier collecties. Wat doet die context met de installatieachtige sculpturen?  

Reizigers

Hans Op de Beeck - The Horseman (2020), fotograaf Mike Bink

‘Het onderweg zijn is belangrijker dan de aankomst. De aankomst heeft iets van een besluit in zich, een afronden, een conclusie, een eindpunt. Maar als je onderweg bent, dan stroomt alles, is er improvisatie, duiken onverwachte elementen op, blijven de mogelijkheden open. Velen zien het leven dan ook als een reis, en de dood als een aankomst, een stremmen, een stilvallen. Tijdens de reis bruist het leven, meandert het, prikkelt het ons. De reiziger is het archetype van de zoekende en onderzoekende mens: nieuwsgierig en leergierig, ontdekkend en dynamisch.’

Op de Beecks reiziger is The Horseman, een raadselachtige, nomadische ruiter. Op zijn schouder zit een aapje dat hem met een parasol beschermt tegen de zon. Aan zijn zadel hangen mysterieuze objecten, waaronder zadeltasssen, flessen en kruiken en een enorme sleutelbos. Is hij goed voorbereid op reis gegaan of heeft hij die dingen verzameld tijdens zijn reis? De bagage doet denken aan een stilleven.

The Horseman wordt omgeven door onder meer een portret van Frederik Hendrik te paard van Jacob Fransz. van der Merck, wandtegels, een pendule, en een portret van Wilhelmina van Pruisen met haar zoon Frederik, beiden te paard. De vorstin zit  wijdbeens te paard, haar blik op de horizon gericht.

De juxtapositie met het statieportret van de heroïsche ‘stedendwinger’ maakt dat je als kijker The Horseman associeert met een ruiterstandbeeld, om je vervolgens te realiseren dat het juist geen monument is, en dat deze anonieme ruiter, hoe exotisch ook, eigenlijk niet thuishoort in dit gezelschap van vorsten en vorstinnen.

Kinderlijke Onschuld

Hans Op de Beeck - My bed a raft, the room the sea, and then I laughed some gloom in me (2019), fotograaf Mike Bink

‘Er is dat keerpunt waarop we als kind onze onschuld verliezen over het leven en het menszijn. Het besef sijpelt binnen dat er duistere kanten zijn aan het bestaan: we worden ons bewust van manipulatie, bedrog, leed, onrechtvaardigheid, teleurstelling, kwaad opzet. De naïviteit van hoe we waren in onze vroege kindertijd krijgt daardoor een uitzonderlijke status in onze reflectie over onze levensloop. We willen als volwassenen iets van dat onschuldige, verwonderde en speelse kind dat we ooit waren. Vasthouden, in leven houden.’

Op de Beecks beeld dat staat voor ‘kinderlijke onschuld’ is My bed a raft, the room the sea, and then I laughed some gloom in me (2018). Een prikkelende titel voor een meisje dat met gesloten ogen ligt op een bed, dat lijkt te zweven boven een vlot dat drijft in een cirkel vol waterlelies. Drijven wordt gewoonlijk geassocieerd met in slaap vallen. Het vlot heeft geen zeil, noch een roer; het vlot, en daarmee ook het meisje, zijn overgeleverd aan de natuurelementen. Op het nachtkastje liggen een opengeslagen boek, een glas water, een paar snoepjes en een strip paracetamol – of zijn het slaappillen? Op de deken ligt tussen haar handen een opengeslagen boek. Er fladderen vlinders op haar hoofdkussen en het boek. In de oudheid stonden vlinders die uit de rups kruipen, symbool voor de ziel die het lichaam verlaat. In een stilleven staan ze voor de opgestane menselijke ziel. Dat roept vragen op. Droomt het meisje, of is ze in een (te) diepe slaap verzonken?

Op de wanden rond het meisje hangen kinderportretten, waaronder foto’s van 8-jarige meisjes van Céline van Baalen, 18e eeuwse pastels van de Van Boetzelaar-kinderen, getekend door Pierre Frédéric de la Croix en jeugdportretten van onze prinses Beatrix, én: het ontwerp dat Dolf Henkes maakte voor zijn wandschildering Kinderen in het bos (1960-70) in het Dijkzigt Ziekenhuis in Rotterdam. De twee meisjes bij de boom lijken schone slaapster van Op de Beeck nieuwsgierig gade te slaan. Hopen ze dat ze door een prins zal worden wakker gekust, of zijn ze niet gerust op de goede afloop?.

Wunderkammer

‘Door objecten met referenties aan de meest uiteenlopende geschiedkundige periodes, culturele achtergronden en stijlen door elkaar heen samen te brengen, ontstaat er iets fascinerends, een compleet nieuw betekenisgeheel, als het ware. Ik doe dat graag volgens de vrije assoicatie, intuïtief, zonder vooropgezet plan. Daardoor kunnen de meest banale objecten plots iets heel bijzonders worden. De hierarchie tussen pakweg een uitzonderlijk juweel en een wegwerpbekertje verdwijnt; alles krijgt op een speelse wijze het potentieel poëtisch licht of diepzinnig te worden.’

Het vierde kabinet draait om de ‘Wunderkammer’, het rariteitenkabinet (kast of kamer) waarin verzamelaars sinds de Renaissance hun privéverzameling van wonderbaarlijke objecten (naturalia, exotica, preciosa en scientifica), veelal meegenomen van verre reizen, tentoonstelden. Het doel was om te pronken met hun macht en rijkdom, én om het tonen van Gods schepping. Kortom, de ‘wonderkamer’ is de voorloper van het museum.
Op de Beeck maakt al jaren Wunderkammer, hoge vitrinekasten waarin hij een bonte verzameling objecten combineert. Op het glas na is alles, kasten en de tentoongestelde objecten, mat grijs geschilderd. De onsamenhangende combinaties nodigen uit tot het zelf creëren van verhalen. Auteur meent dat de afwezigheid van een dwingende samenhang deze beelden abstracter en poëtischer maakt. ‘De vitrines zijn een monument voor een verhaal dat je zelf nog moet verzinnen’.

Wunderkammer (13) & (14) maken deel uit van de serie. In de eerste zien we koraal, een schedel met vlinder, vissen, en insecten, in de tweede een jongetje in kleermakerszit met een glazen bol in zijn handen, een stilleven met kaars in kandelaar, en een glas, fruit, en een vogel op een drinkbakje.
Behalve beide Wunderkammer toont Op de Beeck in dit kabinet nog een ‘vanitas tafel’. Een vergelijkbare tafel maakte deel uit van de site specific installatie Silent Library op de Frieze Art Fair van 2016. Op de tafel met een tot de grond hangend tafelkleed staat een stilleven, bestaand uit een plant in een pot, kaarsen in kandelaars, een opengeslagen boek, flesje, druiven, een peer, noten, een asbak en sigaret.
De gebruikelijke vanitassymbolen waarvan we voorbeelden zien in de stillevens aan de muur, zijn de doodskop, de ‘memento mori’ die ons herinnert aan onze sterfelijkheid, verwelkte bloemen, rottend fruit, de gedoofde kaars, en het omgevallen glas die ons herinneren aan de vergankelijkheid. Maar bij Op de Beeck groeit de plant, zijn de druiven rijp, brandt de kaars en is het wijnglas gevuld.

4 collecties - ‘wonderkamer’ met objecten uit de vier collecties

Naast de kasten van Op de Beeck staat een ‘wonderkamer’ met bijzondere objecten uit de vier collecties, van glas en keramiek tot sieraden, apothekersgerei en een bijzondere verzameling antropologische ‘souvenirs’ uit het Heilige Land, in het midden van de negentiende eeuw meegenomen door de reislustige prinses Marianne, de enige dochter van Willem I.

Zee

Hans Op de Beeck - The Boatman (2020), fotograaf Mike Bink

‘De zee is een volstrekt tijdloze metafoor voor oneindigheid, reflectie. Het letterlijk en figuurlijk staren naar de horizon, naar wat mogelijk voor ons ligt, maar ook naar wat ongrijpbaar is. Water is vaak aanwezig in mijn werk, het kan woelig zijn, wild en woest, maar ook zacht rimpelend, reflecterend en uiterst rustgevend. In ons leven bevaren we die uiteenlopende varianten en zoeken we telkens de horizon, hoewel die onbereikbaar blijft en zich immer verplaatst.’

The Boatman (2020) van Op de Beeck is een grote sculptuur van een levensgrote man  die een volgeladen roeiboot puntert langs een zeelandschap van de 19e eeuwse Charles-François Daubigny. De man is van middelbare leeftijd; hij heeft zijn hele hebben en houden op zijn bootje heeft gepakt: zijn hond, een kip, manden vol fruit, aardappelen en noten, een pompoen, een jerrycan en een olielamp. Zo kan hij overal overleven, of spullen verhandelen. Het lijkt of hij net van wal is gestoken om naar zijn volgende bestemming te gaan.

In het kabinet zijn verder onder andere gedenkborden voor een behouden vaart te zien, en zeegezichten uit de verschillende collecties en zogeheten ‘Bavelaartjes’, kleine kastjes met daarin een driedimensionale scène, gemaakt door Cornelis Bavelaar.

De Menselijke Figuur

‘Een geheel van beelden van de menselijke figuur, allen bevroren in een stil moment van concentratie, rust, meditatie, kleine verwondering of spel, met de ogen gesloten of verzonken in een inwaarts gekeerde blik, nodigt uit even stil te staan bij het menszijn, onze groeipijnen, onze onhandigheden maar ook bij de schoonheid van het “alleen, maar niet eenzaam” kunnen zijn. De onspectaculaire voorstelling van een kind, een man, een vrouw in een alledaagse, kleine pose maakt vereenzelviging mogelijk, een zich mentaal verplaatsen in de ander een laat je vinden wat ons als mens verbindt, niet wat ons scheidt.’

In de zaal rondom de trap naar beneden combineert Op de Beeck zes eigen mensfiguren met mensfiguren uit de vier collecties. Op de Beecks eigen mensfiguren zijn alle kinderen, jongens en meisjes die zo tot de entourage van de schone slaapster in het kabinet van ‘Kinderlijke Onschuld’ zouden kunnen behoren. Anders dan de narratieve sculpturen van de ruiter, het slapende meisje en bootsman uit de eerdere kabinetten hebben ze veel weg van portretten. Ze hebben ook een naam, wat die status van portret lijkt te bevestigen. Als kijker krijg je het vermoeden dat er sprake is van een persoonlijke band tussen Op de Beeck en zijn jeugdige modellen. De portretten zijn momentopnamen; Op de Beeck heeft ze met fotografische precisie vastgelegd terwijl ze opgaan in hun spel.

Als kijkers de zaal binnenlopen stuiten ze op Timo die een pijl op ze richt, Tatiana die zo gefocust is op een vlinder dat ze geen oog voor hem/haar heeft, Timo die net een knikker wil wegtikken, Tatiana die een bel heeft geblazen die op uit elkaar spatten staat, Lauren die een touwspelletje doet, en Brian die in kleermakerszit op een stapel stenen (rots) zit met een bol in zijn handen. De laatste herken ik, een kleinere versie van hem was uitgestald in Wunderkammer (14).
Denise Hermanns vindt dat de kinderen hier in deze grijze setting mooier tot hun recht komen dan de installatieachtige ensceneringen in voorgaande kabinetten ‘waar de belichting en aankleding soms wat van de magie wegnemen’.

Het zestal staat opgesteld tussen mensfiguren uit de vier collecties die dateren uit de middeleeuwen tot het heden. Ze sporen de kijker aan te ontdekken wat ons als mens verbindt. Zo is daar verwondering en spel, maar ook meditatie, compassie, en sereniteit.

Feest

Op weg naar de zaal die is gewijd aan ‘Feest’ is in een klein kabinet de video Celebration (Buenos Aires) (2011) te zien. De video maakte deel uit van een tentoonstelling in het Museo de Arte Moderna de Buenos Aires (MAMBA) die als gunstige spinoff had dat de personages uit de film samen met hun buurtgenoten uit de sloppenwijk voor het eerst naar het museum kwamen.

Op de tentoonstellingsinformatie staat te lezen dat de film is opgenomen op het dak van een gebouw in een grote sloppenwijk van Buenos Aires. Op de Beeck laat zijn kijkers kijken naar een familiefeest. Aan het begin is alles nog in het duister gehuld, we kunnen vagelijk het silhouet van de stad onderscheiden. Langzaam wordt het lichter en zien we een feestelijk versierde ruimte op het dakterras waar alles als klaar staat voor het feest. Dan verschijnen er plotseling wolkenkrabbers in de verte. We horen het geluid van voorbij razend verkeer. Een voor een komen de feestgangers naar boven, een klein meisje in prinsessenjurk, een moeder die het haar van haar dochtertje kamt, een man die achter de barbecue (in oliedrum) in de weer is, de disgenoten aan tafeltjes, een man die de feestverlichting aandoet, een vrouw die tegenover twee andere vrouwen gaat zitten. Er klinkt muziek, uiteraard van een tango. ‘We krijgen een gevoel van grote zorgeloze warmte door de intieme sfeer en de charmante, organisch geïmproviseerde huizen op de voorgrond. Dit alles vormt een grote tegenstelling ten opzichte van de onpersoonlijke, steriele skyline van flatgebouwen, banken en bedrijven op de achtergrond’. Als de wind opsteekt zijn de feestgangers plots verdwenen, de vlaggetjes en ballonnen waaien heftig heen en weer. Tot slot valt de duisternis weer in.

Op de Beeck houdt de kijkers op afstand, ze worden nergens deelgenoot van het feest. Kijken of dat in de zaal gewijd aan het ‘Feest’ wel lukt.

‘Het feest is een oerritueel en een onontkoombaar en wederkerend gegeven in onze levensloop. Elke denkbare aanleiding lijkt voor de mens voldoende reden tot feesten. Het feest is een roesmoment waarin we even alles kunnen vergeten. De leegte na het feest daarentegen, kan ontnuchterend melancholiek zijn. Wanneer we de kitscherige feestkleuren verwijderen en een danseres tonen in een moment waarop ze niet in de schijnwerpers staat, ze haar obligate glimlach loslaat en de tijd neemt voor zichzelf, ontstaat er een portret van een kwetsbare mens waarin we onszelf makkelijk herkennen.’

Het thema ’Feest’ wordt vertegenwoordigd door Op de Beecks Dancer (2019). Anders dan de titel doet vermoeden is er van dansen geen sprake. De Braziliaanse carnavalsdanseres zit iets voorovergebogen in een gecapitonneerde klassieke Chesterfield-fauteuil. De uitbundigheid van haar verenkroon refereert nog naar Op de Beecks roesmoment, maar de sigaret die ze moederziel alleen en afwezig voor zich uitstarend tussen haar vingers houdt toont hoe de ontnuchterende leegte na het feest eruit ziet. Ze lijkt uitgedanst. Is ze klaar voor de ‘danse macabre’? Of zal de wereld er weer rooskleuriger uitzien als ze haar roes heeft uitgeslapen?

Vrolijkere feestgangers zijn de twee beeldjes van Meissen porselein van een vrolijke harlekijn met doedelzak en een vrouw met draailier. Met zijn puntige hoed en kleding is hij een typische Tyrolese Hanswurzt, de Oostenrijkse versie van een harlekijn. Hij en zijn vrouwelijke pendant zijn voorbeelden van figuurplastieken uit de Rococo.
Aan de rode neus van De vrolijke speelman (1660-80) met viool en roemer van de Leidse fijnschilder Ary de Vois is te zien dat het feest al even gaande is.

Maar mijn oog bleef hangen op de voorstudie van De grote contorsioniste (± 1956) van magisch realist Pyke Koch. De op haar handen staande vrouw buigt haar benen over haar schouders achterwaarts (naar de kijker toe). De scheef naar voren staande paal die het dak van de (circus)tent ondersteunt verschaft de platte voorstelling van de slangenvrouw enige diepte. De bijna fotografische bevriezing van het moment doet denken aan die van Op de Beeck. Maar anders dan zijn personen maakt ze contact met de kijker, door hem/haar recht aan te kijken. 

Vanitas

‘Via een beeld, een voorstelling, een tekst herinnerd te worden aan onze sterfelijkheid, aan de haast lachwekkende korte tijdelijkheid van ons bestaan, is confronterend, maar ook helend. De dood niet te ontkennen, maar hem in de ogen te kunnen kijken, te begrijpen als deel van het menszijn, er zelfs om te kunnen lachen, kan bevrijdend werken en je ertoe aansporen elk moment, elk bewust hier-en-nu te waarderen als een geschenk. In de onmetelijkheid van het heelal en de oneindigheid van de tijd, is een menselijk leven ondraaglijk licht. Maar dat besef kan ook het gewicht van de wereld relativeren.’

Tot slot geeft Op de Beeck in de grote zaal inhoud aan het motief ‘vanitas’ met Danse Macabre (2021), een levensgrote carrousel, waarin alle mensen zijn vervangen door grijnzende skeletten. Ze zitten op een paard of in een arreslee, ze flaneren met een parasol of laten hun zeehond uit. Tussen de gebruikelijke paarden zie ik ook een vliegtuig en een luchtballon. Op de vloer staat een aantal sculpturale vanitas stillevens opgesteld.  Deze ‘Danse Macabre’ confronteert ons met onze  sterfelijkheid.
De skeletruiter kijkt op een wand vol vanitas-motieven op schilderijen, prenten en tekeningen, waaronder een absurdistische ets van skeletten die zich warmen bij een kachel, van James Ensor. Maar het meest opvallend tussen de schilderijen en tekeningen over dood en rouw zijn de lege lijsten. Daardoor verandert de wand in een indringend ‘memento mori’ wandinstallatie.

Elleboogkerk – The Silent Reflection

Geen onderdeel van de tentoonstelling maar los te bezoeken is Op de Beecks ‘belevings-installatie’ in de nabij KAdE gelegen Elleboogkerk.

Hans Op de Beeck - The Silent Reflection (2024), fotograaf Mike Bink

‘Water reflecteert niet enkel in letterlijke zin, maar prikkelt in figuurlijke zin ook de reflectie, het reflectieve, het beschouwend nadenken over het zijn en de wereld.’

Als je als bezoeker de Elleboogkerk binnengaat stuit je op een hoge houten grijze geschilderde muur. Loop je daar omheen dan wacht je een betoverend schouwspel.
Op de Beeck noemt The Silent Reflection (2024) een ‘immersieve’ installatie. In het melkwitte winterse waterlandschap staan rotsblokken, riet en een paar kale witte bomen. Het water lijkt vanuit een verder weg tussen de bergen gelegen meer naar binnen te stromen. Boven een grijze berg hangt de oranjeroze zon, de ‘rozevingerige dageraad’ van Homerus. De lichte rimpeling van het wateroppervlak maakt dat de weerspiegeling van de zon een ‘bibberige’ omtrek heeft.

Op de Beeck heeft de afgelopen twintig jaar verscheidene van dergelijke ‘site specific’ installaties gerealiseerd op de meest uiteenlopende locaties. Het gaat telkens om de creatie van een raadselachtig oord met een architecturale en landschappelijke dimensie. Hoewel deze geënsceneerde oorden ontegensprekelijk onecht zijn, vaak surreëel of absurd overkomen, kunnen ze bij de ontvankelijke kijker wel degelijk een authentieke beleving teweegbrengen.

In de Elleboogkerk overzien de kijkers het winterse waterlandschap vanaf een witte tribune die is opgebouwd tegen de andere kant van de muur die bij binnenkomst het zicht op de installatie belemmerde. Zittend op die tribune laten ze het landschap op zich inwerken. Zoals de titel aangeeft is The Silent Reflection een uitnodiging aan de kijker om in stilte een tijdloos moment van reflectie en kalmte te vinden. Hoewel ik naast een goede vriendin zat gingen we beiden helemaal op in onze eigen associaties. Een tegelijkertijd gedeelde en niet gedeelde belevenis.

Rode Draad

Wat is nu de rode draad van deze expositie. Formeel gezien is dat het gelijkstellende ‘dusty grey’. Maar daarbij is wel een aantekening te plaatsen. Volgens de tentoonstellingsinformatie bieden de kunstwerken en objecten uit de vier rijkscollecties met hun verhalen ‘een extra laag aan de verschillende ensceneringen’. Volgens mij doen ze meer. Want Op de Beecks ensceneringen, de installatieachtige sculpturen met mensen, zijn ‘hiërarchieloze’ stillevens; de ruiter, het slapende meisje, de bootsman, de danseres, en zelfs de skeletten zijn gelijkgesteld aan de objecten. Op de Beeck heeft ze opgenomen in driedimensionale momentopnamen, waarop alles even in tijd en op plaats is vastgelegd/vastgezet, als op een foto. Die bevriezing zou ik zijn handelsmerk willen noemen. Paradoxaal genoeg worden die gelijkstelling en bevriezing van tijd en plaats enigszins teniet gedaan door de ‘context’, de schilderijen, beelden, objecten en snuisterijen uit de vier collecties, waardoor Op de Beecks figuren relaties aangaan met andere tijden, plekken en mensen, die zijn vastgelegd door andere kunstenaars.

Een andere rode draad is het principe van de Wunderkammer. Op de Beeck heeft elk van de kabinetten en zalen van de kunsthal ingericht als een Wunderkammer, waar hij werken uit zijn eigen verzameling – zijn eigen werken – toont naast werken uit de vier rijkscollecties. Zelfs het depot waar die collecties zijn ondergebracht, het CC NL, zou je een Wunderkammer kunnen noemen, niet een waar de kunst wordt getoond, maar een waar de kunst wordt beheerd, geconserveerd en gerestaureerd.

De thematische rode draad lijkt me onze levensloop, het inzoomen op de verschillende fasen: de onschuld van de jeugd, het verlies van die onschuld bij de overgang naar de volwassenheid, de bewustwording van onze sterfelijkheid, en tot slot de berusting bij de dood. Opvallend is de plaats die Op de Beeck daartussen heeft ingeruimd voor het feest, of liever de roes en het ontnuchterende ontwaken uit die roes. Vanwege zijn nadruk op de reflectie associeer ik Op de Beeck meer met Apollo, de god van de ratio. Maar het doormaken van de dionysische roes hoort wat hem betreft duidelijk bij het bereiken van volwassenheid / het afleggen van de levensreis.

Bronnen

Kunsthal KAdE – tentoonstellingsinformatie ter plekke en op website
Hans Op de Beeck – citaten ter plekke, en website
Denise Hermanns – ‘Voorbij de Realiteit’, in 8Weekly
Thomas van Huut – ‘Sublieme verveling op fictieve cruise van Hans Op de Beeck’, in NRC sep 2018

Fotoverantwoording

Christel Rengers van kunsthal KAdE heeft mij toestemming gegeven voor het plaatsen van mijn eigen foto’s van de expositie. Verder heeft ze de foto’s van Mike Bink ter beschikking gesteld, waarvoor veel dank. Mike Bink zelf is ook akkoord met het plaatsen van zijn foto’s.
Ann Marcelis van Studio Hans Op de Beeck heeft me toestemming gegeven voor het publiceren van mijn foto’s en die van Mike Bink van het werk van Hans Op de Beeck, inclusief de filmstills. 

Vorige
Vorige

Ike van Cleeff - Wachtertje

Volgende
Volgende

Thomas Schütte - maquettebeelden